Neem contact op met Kristel Weren
Jurist | Senior Adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu
Agrariërs zijn op de barricade gegaan om te protesteren tegen de stikstofreducerende maatregelen. Deze maatregelen worden genomen op grond van de Wet Natuurbescherming. En heb je het over stikstof, dan heb je het ook over natuurvergunningen en bestemmingsplannen. De Wet Natuurbescherming spreekt over project en plan. Wat is nu het verschil en wat betekent dit voor jou in de praktijk?
Initiatiefnemers moeten bij het realiseren van een project een Natuurvergunning hebben. Een project kan bijvoorbeeld een nieuwe stal zijn. Om een dergelijke vergunning te krijgen moet Aerius – een rekenprogramma – bepalen of het effect van het project op een Natura 2000-gebied niet boven een depositie van 0,0 uitkomt.
De feitelijke gerealiseerde capaciteit uit de bestaande natuurvergunning van de initiatiefnemer wordt hierbij als basis gebruikt. Deze bestaande vergunning is de referentiesituatie. Als de initiatiefnemer deze vergunning niet heeft, is zijn referentiesituatie de hoeveelheid ammoniak uit de milieuvergunning op één van de volgende data: 20 juni 1994, 24 maart 2000 of 7 december 2004.
Heeft een nieuw project een effect boven de 0,0 op een Natura 2000-gebied? Dan zijn er mogelijkheden om de depositie naar 0,0 te krijgen. Namelijk door:
Als er voor het initiatief ook een wijziging van het bestemmingsplan nodig is, dan is alleen een Natuurvergunning niet voldoende. Dat komt omdat de uitgangspunten voor een plan en een project verschillend zijn.
Bij een plan – bestemmingsplan – geldt een andere referentiesituatie. Namelijk de feitelijke en planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit kan bij een agrariër de vergunde veebezetting in het plangebied zijn, direct voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Het kan ook agrarisch grondgebruik zijn.
Het kan interessant zijn om het agrarische grondgebruik bij je plan te betrekken. Ook vanuit agrarisch grondgebruik is er namelijk sprake van ‘vergunde rechten’ door beweiden en bemesten. Bij een bestemmingsplan voor bijvoorbeeld een nieuw bedrijf mag er in het kader van de Wet Natuurbescherming geen significant effect optreden voor de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied. Bij een volledig nieuw bedrijf was voorheen sprake van agrarische gronden bij agrarisch grondgebruik met bemesten.
Om de gevolgen van het bestemmingsplan te kunnen beoordelen, moeten alle samenhangende gevolgen worden betrokken. Een samenhangend gevolg is bijvoorbeeld dat door het realiseren van een bedrijfslocatie, landbouwgrond verdwijnt. Dit is een rechtstreeks, onlosmakelijk gevolg van het plan nu de stal op deze grond wordt gerealiseerd. Deze grond kan namelijk niet meer agrarisch worden gebruikt. De effecten voor het uitrijden van mest vervallen en kunnen de effecten van het bedrijf compenseren.
Hoe groot deze effecten zijn, kun je berekenen. De vervluchtingspercentages van de ammoniak die in het kader van dit bestemmingsplan definitief komen te vervallen, zijn bekend. Als het gaat om ander bestaand gebruik dan landbouwgrond en deze geen kengetallen kent, is het mogelijk om een natuurvergunning als uitgangspunt te nemen (zie eerder in dit artikel onder Project). Op deze manier behoort deze vorm van intern en extern salderen tot de mogelijkheden.
Voor het realiseren van je initiatief is het dus belangrijk om je uitgangssituatie goed in kaart te brengen. Vandaar kun je de vergunning en de bestemmingsplanwijziging aanvragen. Heb je daar vragen over of hulp bij nodig? Neem contact op met Kristel Weren.
Jurist | Senior Adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu