Neem contact op met Annewies de Haan
Jurist | Adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu
Het weiden van koeien heeft geen negatieve gevolgen voor de natuur. Tenminste als je de toename van de stikstofuitstoot van koeien in de wei kunt wegstrepen tegen een afname van de stikstofuitstoot doordat je minder mest uitrijdt. Die uitspraak deed de Raad van State op 12 oktober 2022. Wat is de strekking van de uitspraak? Wat zijn de gevolgen en welke acties kun je ondernemen? Dat vertellen we je in dit artikel.
De Raad van State geeft aan dat je voor koeien die in de stal én in de wei lopen, 1 gezamenlijke natuurvergunning nodig hebt. In veel natuurvergunningen voor melkveebedrijven is wel expliciet vergunning verleend voor het houden van dieren in stallen, maar niet voor het houden van dieren in de wei. Dit betekent dat veehouders moeten nagaan of hun vergunning hier wel in voorziet.
In de natuurvergunning moet worden beoordeeld of het geen nadelige gevolgen heeft voor omliggende Natura 2000-gebieden om bepaalde percelen voor beweiding in te zetten. Alleen een lagere ammoniakemissienorm voor koeien in de stal betekent niet dat er getoetst is op beweiding. Staat die beweiding niet expliciet vermeld in de vergunning? Dan is het verstandig om actie te ondernemen.
Om toestemming te krijgen voor het beweiden met melkkoeien, kun je volgens de Raad van State gebruikmaken van intern salderen. Door intern te salderen, streep je een toename van de stikstofuitstoot van koeien in de wei namelijk weg tegen een afname van stikstofuitstoot doordat je minder mest uitrijdt.
2 natuurorganisaties voerden in deze procedure aan dat intern salderen in strijd is met Europese natuurbeschermingsregels, maar daar gaat de Afdeling bestuursrechtspraak niet in mee. De stikstofuitstoot van weidemest is namelijk veel lager dan de stikstofuitstoot die vrijkomt bij het uitrijden van mest.
In de uitspraak legt de Afdeling bestuursrechtspraak uit hoe provincies kunnen bepalen of de gevolgen van beweiden weggestreept kunnen worden tegen de gevolgen van bemesten. Daarvoor is het belangrijk om te weten of de gronden vroeger maximaal bemest mochten worden (de referentiesituatie). Om dat vast te stellen, is het bestemmingsplan bepalend.
Had de weidegrond voorheen een bestemming als landbouwgrond? Dan kun je ervan uitgaan dat die gronden ook bemest werden. Belangrijk is dat latere bestemmingsplannen geen beperkingen stellen aan het bemesten. Wel zijn er algemene beperkingen die sinds 2006 gelden door mestregelgeving.
Is het weiden van vee dus niet expliciet in je vergunning opgenomen? Dan moet je nagaan of je de stikstofuitstoot van het beweiden kunt wegstrepen tegen de stikstofemissie van het bemesten. Hoe je dat doet? Zie het voorbeeld hieronder.
Stel: jouw melkveebedrijf zit al sinds 1990 op de huidige plek met 100 melkkoeien, 65 stuks jongvee en je hebt 50 hectare landbouwgrond (45 ha grasland en 5 ha maïs). Je hebt al jaren dezelfde grond in gebruik en in eigendom. Zowel de koeien als het jongvee staan in de wei. Voor het bedrijf is een natuurvergunning van kracht voor het houden van de genoemde dieren.
Wat verandert er dan voor jouw bedrijf door de nieuwe uitspraak? Doordat het vee de wei in gaat, zul je moeten toetsen of je gebruik kunt maken van intern salderen. Er mag in dat geval geen toename zijn van ammoniakemissie op Natura 2000-gebieden. Om daarachter te komen, moet je de bestemmingsplannen die vanaf 10 juni 1994 gelden voor alle beweide percelen, in beeld brengen.
Is de bestemming altijd agrarisch geweest? En is er geen beperking opgenomen in het bestemmingsplan voor bemesten of een beperking van het telen van bepaalde gewassen? Dan moet je nog aantonen dat de percelen waarop jij nu weidt, op 10 juni 1994 in gebruik waren als landbouwgrond. Dit kun je bijvoorbeeld aantonen met de topografische kaarten van 1993 en 1994. Daarin werd bijgehouden of een perceel als grasland of bouwland in gebruik was.
Heb je aangetoond dat de percelen als landbouwgrond in gebruik waren en sinds 2006 als grasland mogen worden gebruikt? Dan mag je volgens de Raad van State aannemen dat de percelen maximaal bemest konden worden als ‘grasland met volledig maaien’. Daarmee is de referentie voor deze percelen een maximale ammoniakemissie.
Ga je vervolgens beweiden? Dan wordt de mest en urine direct door het vee op het land gebracht. Daarbij komt minder ammoniak vrij dan wanneer je dezelfde hoeveelheid drijfmest zou uitrijden. De Raad van State vindt dit – samen met de eerdere toets aan bestemmingsplannen, het landbouwkundige gebruik en de normen uit de mestregelgeving – voldoende om aan te tonen dat er sprake is van intern salderen.
Op grond van de Wet Natuurbescherming kan geen vergunning worden verleend voor situaties waarbij sprake is van intern salderen. De reden hiervoor is dat er ten opzichte van de onderliggende natuurvergunning geen sprake is van een verslechtering. Concreet betekent dit dus dat je geen natuurvergunning hoeft aan te vragen als er sprake is van intern salderen. Let wel, je moet wel zelf toetsen of het beweiden op jouw bedrijf onder intern salderen valt!
Val je onder intern salderen als het gaat om het beweiden van percelen? Dan kun je dit ook door de provincie laten toetsen. Dan krijg je een positieve weigering. Het is niet verplicht om dit door de provincie te laten beoordelen, maar bij controle moet je dit wel kunnen aantonen.
Staat jouw vee in de wei en moet je om andere redenen een (nieuwe) natuurvergunning aanvragen? Dan moet je vanaf nu het onderdeel beweiden meenemen in de aanvraag. Dit betekent dat je moet aangeven op welke percelen je gaat weiden. Je levert dan de volgende stukken aan bij de provincie:
Voldoe je aan intern salderen als het gaat om beweiden? En verleent de provincie jou de natuurvergunning voor je bedrijf? Dan is deze nieuwe natuurvergunning jouw referentiesituatie. Elke volgende wijziging op je bedrijf moet je in het vervolg vergelijken met deze verleende natuurvergunning. Dat geldt ook voor wijzigingen in gronden waarop je nu beweidt.
De uitspraak van de Raad van State roept nog veel vragen op. Het bijzondere is bijvoorbeeld dat er is gekozen voor een benadering op basis van afname van emissie, terwijl de Raad van State normaal gesproken kijkt naar de depositie van stikstof op een Natura 2000-gebied. Ook is het opvallend dat een planologisch instrument als het bestemmingsplan wordt betrokken in het afwegingskader van een natuurvergunning. Hieronder behandelen we een aantal onduidelijkheden.
Leg je beweiden vast in een natuurvergunning? Dan lever je ook kaartjes aan met de percelen waarop je weidt. In de natuurvergunning leg je niet alleen de eigen grond vast, maar ook de grond die je pacht. Heb je een natuurvergunning voor beweiden? Dan verlaagt de omvang van je referentiesituatie. Als je beweid heb je namelijk een lagere ammoniakemissie op je perceel ten opzichte van alleen bemesten.
Door het beweiden vast te leggen lever je dus ammoniakemissie op die grond in. Als je de grond op een bepaald tijdstip zelf weer in gebruik wil nemen, dan heb je op grond van de Wet natuurbescherming minder plaatsingsruimte. Het is dus goed om na te denken over welke grond je opgeeft voor beweiding.
Het ministerie en de provincies zijn in overleg om intern salderen toch weer vergunningplichtig te maken. Het voordeel daarvan is, is dat je voor de activiteiten op jouw bedrijf een natuurvergunning hebt en dat niemand daar in principe aan kan tornen.
Doordat het houden van vee in stallen en het beweiden van het vee als 1 project wordt gezien, betekent dit wel dat je straks een (nieuwe) natuurvergunning moet aanvragen. Eentje waarin je ook het beweiden op laat nemen. Dit betekent ook dat je voor elke wijziging ten opzichte van de eerder verleende vergunning, een nieuwe natuurvergunning aan moet vragen.
Vraag je een natuurvergunning aan inclusief beweiden? Dan moet je bij de aanvraag aangeven welke percelen je voor het beweiden gaat gebruiken. Houd er rekening mee dat je daarmee de omvang van je referentie verlaagt. Wil je later weer terug naar volledig opstallen of wil je stoppen met het pachten van een perceel? Dan is de extra ruimte van een perceel ‘grasland met volledig maaien’ ten opzichte van een perceel ‘grasland met beweiden’ weg. Kijk dus goed of het in jouw grondsituatie inderdaad verstandig is om de aanvraag van beweiden daadwerkelijk te doen.
Elk bedrijf dat vee in de wei laat lopen, zal moeten toetsen of intern salderen mogelijk is. Is dit het geval? Dan kun je volstaan met het bewaren van die gegevens. Wil je meer zekerheid? Dan kun je de verzamelde gegevens met jouw conclusie ook voorleggen aan de provincie. De provincie kan op dit moment een positieve weigering afgegeven. Een weigering omdat intern salderen niet vergunningplichtig is en positief omdat je de aangevraagde activiteit wel mag uitvoeren.
Ben je om andere redenen vergunningplichtig? Door extern salderen bijvoorbeeld of moet je een passende beoordeling uit laten voeren? Dan moet de provincie in de aanvraag toetsen of het beweiden via intern salderen kan. Zo ja, dan is beweiden in jouw natuurvergunning opgenomen en heb je een lagere referentie voor (een deel van) je landbouwgrond.
Wil je meer weten over wat de uitspraak van de Raad van State betekent voor jouw bedrijf? Neem contact op met Annewies de Haan, zij adviseert je graag.
Jurist | Adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu